energieleverancier energieleveranciers
elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers
stroomleveranciers stroomleverancier

elektriciteit en gas prijsvergelijk
 

 

          Energiecalculator    energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk   

 

Let op! binnen 20 seconden wordt u automatisch doorgeschakeld
naar de officiële website van de VREG. Hier vindt u alle informatie
m.b.t. de vrijmaking van de energiemarkt in België.

 
 


        Ebem                    Ecopower                Electrabel           

        Luminus                WattPlus         Nuon Belgium           

 

                                                 

 

 
De volgende domeinen verwijzen naar deze pagina:

www.elektriciteitsleveranciers.be

www.elektriciteitsleverancier.be

www.energieleveranciers.be

www.energieleverancier.be

www.elektriciteitsverbruik.be

www.electriciteitsverbruik.be

 

Info: Vroeger was de band tussen u en uw elektriciteits- of gasleverancier een band voor het leven. Een gearrangeerd huwelijk waar niemand zich echt vragen bij stelde. Die tijden zijn voorbij. Met de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in Vlaanderen kan u zelf kiezen waar u uw energie vandaan haalt.

Sinds 1 januari 2003 is het zover. De meeste Vlaamse bedrijven zijn vanaf deze datum vrije elektriciteitsklanten. Ook de driehonderd bedrijven met het hoogste aardgasverbruik in Vlaanderen (die aangesloten zijn op het distributienet) kunnen vanaf 1 januari 2003 vrij een aardgasleverancier kiezen.

Op 1 juli 2003 zal de volledige elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest vrijgemaakt zijn. Vanaf dan speelt de vrije markt, met alle voordelen die ze voor u in petto heeft.

 

Hieronder volgt het belangrijkste decreet dat de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt in Vlaanderen bespreekt:
 

ALGEMENE BEPALINGEN

Art. 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:
1° distributie: het vervoer van elektriciteit langs distributienetten met het oog op de levering ervan aan afnemers;
2° distributienet: binnen een geografisch afgebakend gebied geheel van verbindingen met een nominale spanning gelijk aan of lager dan 70 kV en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor de distributie van elektriciteit op regionaal of lokaal niveau;
3° directe lijn: elke elektrische leiding met een nominale spanning gelijk aan of lager dan 70 kV die fysisch geen deel uitmaakt van het distributienet;
4° warmtekrachtinstallatie: installatie voor de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte;
5° afnemer: elke eindafnemer, leverancier of tussenpersoon;
6° eindafnemer: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;
7° in aanmerking komende afnemer: elke afnemer die krachtens artikel 12 of, indien hij niet in het Vlaamse Gewest is gevestigd, krachtens de wetgeving van een ander Gewest of een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten te sluiten voor de levering van elektriciteit, met een producent, leverancier of tussenpersoon van zijn keuze en die daarom het recht heeft om toegang te krijgen tot het distributienet onder de voorwaarden, bepaald in artikel 11, § 1 en in artikel 14;
8° gebonden afnemer: elke niet in aanmerking komende afnemer;
9° tussenpersoon: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt met het oog op de doorverkoop aan een andere tussenpersoon of aan een leverancier;
10° leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit verkoopt aan eindafnemers;
11° netbeheerder: elke beheerder van een distributienet die aangewezen is overeenkomstig artikel 5;
12° producent: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit opwekt;
13° ondersteunende diensten: alle diensten die nodig zijn voor de functionering van het distributienet;
14° openbaredienstverplichting: verplichting die betrekking heeft op de sociaal-economische, ecologische en technische aspecten van elektriciteitsvoorziening;
15° hernieuwbare energiebronnen: alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen of kernsplijting die op een duurzame wijze ingezet kunnen worden;
16° groene stroom: elektriciteit, opgewekt door gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen;
17° groenestroomcertificaat: een overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een producent in een daarin aangegeven jaar een daarin aangegeven hoeveelheid groene stroom, uitgedrukt in kWh, heeft opgewekt;
18° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;
19° Vlaamse elektriciteitsmarkt: alle activiteiten die verband houden met de opwekking en de distributie van elektriciteit waarvoor het Vlaamse Gewest bevoegd is;
20° federale Elektriciteitswet: wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
21° [reguleringsinstantie: de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en de Gasmarkt, afgekort de VREG; de instelling van openbaar nut die instaat voor de regulering, de controle en de transparantie van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt en opgericht wordt door artikel 27, § 1; (verv. decr. 6 juli 2001, art. 24, I: 28 oktober 2002)]
[
22° heffingsjaar: het kalenderjaar waarvoor de heffing, bedoeld in hoofdstuk XI, is verschuldigd;
23° injecteren: leveren van elektriciteit aan een distributienet vanuit het transmissienet, vanuit een ander distributienet of door een producent;
24° transmissienet: transmissienet bedoeld in Art. 2 7° van de federale Elektriciteitswet. (ing. decr. 22 december 2000, art. 67, I: 1 januari 2001)]

HOOFDSTUK II
DISTRIBUTIENETBEHEER
AFDELING 1
AANWIJZING VAN NETBEHEERDERS

Art. 3. Het beheer van een distributienet wordt waargenomen door een netbeheerder met rechtspersoonlijkheid, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor een hernieuwbare termijn van twaalf jaar.

Art. 4. De Vlaamse regering stelt, na advies van de reguleringsinstantie, de voorwaarden vast waaraan de kandidaat-netbeheerders moeten voldoen. Deze hebben in ieder geval betrekking op:
1° de technische en financiële capaciteit van de kandidaat-netbeheerder;
2° de professionele betrouwbaarheid van de kandidaat-netbeheerder;
3° het beschikken over een eigendoms- of exploitatierecht voor het distributienet in kwestie;
4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de netbeheerders ten aanzien van producenten, houders van een leveringsvergunning en tussenpersonen, onverminderd artikel 7, § 2.
(Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)

Art. 5. De reguleringsinstantie wijst voor elk distributienet de netbeheerder aan. Indien het distributienet in kwestie geheel of gedeeltelijk eigendom is van een gemeente of van een groep van gemeenten, gebeurt die aanwijzing op voorstel van deze gemeente of groep van gemeenten. De reguleringsinstantie kan enkel van dit voorstel afwijken, indien de voorgestelde netbeheerder niet voldoet aan één of meer voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 4.
(Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)

Art. 6. Het mandaat van de netbeheerder eindigt in elk geval ingeval van faillissement, ontbinding, fusie of splitsing. De reguleringsinstantie kan de aanwijzing van de netbeheerder herroepen, op voorwaarde dat deze rechtspersoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, ingeval van:
1° significante wijziging in het aandeelhouderschap van de netbeheerder die de onafhankelijkheid van het beheer van het distributienet in kwestie in het gedrang zou kunnen brengen;
2° grove tekortkoming van de netbeheerder aan zijn verplichtingen krachtens dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.

AFDELING 2
ACTIVITEITEN VAN DE NETBEHEERDER

Art. 7. § 1. De netbeheerder staat in voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het distributienet.

In dit kader is hij inzonderheid belast met de volgende taken:
1° instaan voor de efficiënte, veilige en betrouwbare werking van het distributienet;
2° instaan voor de elektriciteitsvoorziening aan de gebonden afnemers die op zijn distributienet zijn aangesloten op een spanningsniveau lager dan 20 kV;
3° voldoende capaciteit voor de distributie van elektriciteit aanhouden;
4° koppelingen met andere netten exploiteren, onderhouden en eventueel ontwikkelen;
5° uitvoeren van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 19, 1°.
(Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 11 augustus 2001)

§ 2. Zolang de netbeheerder elektriciteit levert aan gebonden afnemers, mag hij groene stroom en elektriciteit, geproduceerd door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, verkopen en eventueel zelf opwekken.

§ 3. De categorie van gebonden afnemers die vanaf een bepaald ogenblik voldoen aan de criteria voor het bepalen van de in aanmerking komende afnemers, bedoeld in artikel 12, behalve deze afnemers die van de hieraan verbonden rechten gebruik wensen te maken, wordt verder voorzien van elektriciteit door een door de netbeheerder aangewezen houder van een leveringsvergunning. De Vlaamse regering legt de nadere toepassingsregels en de te volgen procedures vast.

Art. 8. De reguleringsinstantie, bedoeld in artikel 27, § 1, van dit decreet, stelt een technisch reglement op voor het beheer van het distributienet, de toegang ertoe en de vereisten voor het aanleggen van directe lijnen.

Het technisch reglement bepaalt in ieder geval:
1° de technische minimumeisen voor het distributienet en de aansluitingen erop;
2° de technische minimumeisen voor directe lijnen;
3° de operationele regels waaraan de netbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van het distributienet en bij de maatregelen die hij moet treffen om het hoofd te bieden aan problemen die de continuteit van de voorziening in het gedrang kunnen brengen;
4° de prioriteit die moet worden gegeven aan kwalitatieve warmtekrachtinstallaties en aan productie-installaties van groene stroom die aangesloten zijn op het distributienet;
5° de ondersteunende diensten die de netbeheerder moet inrichten;
6° de informatie die door de netbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere elektriciteitsnetten waaraan het distributienet is gekoppeld, om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van de netten in kwestie te waarborgen.

Art. 9. De netbeheerder onthoudt zich van elke vorm van discriminatie tussen afnemers of categorieën van afnemers. De persoonlijke en commerciële gegevens die hij verwerft van de afnemers bij de uitoefening van zijn taken, moet hij strikt vertrouwelijk behandelen.

Art. 10. De personeelsleden van de netbeheerder zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hen ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder in het kader van de uitvoering van hun taken, bedoeld in artikel 7, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, onverminderd de mededelingen aan beheerders van andere elektriciteitsnetten of aan de reguleringsinstantie, bedoeld in artikel 27, § 1, die uitdrukkelijk door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn bepaald of toegelaten en onverminderd andere wettelijke bepalingen.

Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen, bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.

HOOFDSTUK III
TOEGANG TOT HET DISTRIBUTIENET

Art. 11. § 1. Elke netbeheerder maakt de geldende tarieven bekend voor de toegang tot zijn net, alsmede de tarieven voor ondersteunende diensten die hij levert. De in aanmerking komende afnemers hebben recht op toegang tot het distributienet tegen deze bekendgemaakte tarieven.

§ 2. Een netbeheerder kan een verzoek om toegang tot het distributienet dat hij beheert enkel afwijzen in één of meer van onderstaande gevallen:
1° indien de veilige en betrouwbare werking van het distributienet in het gedrang komt;
2° indien zijn distributienet over onvoldoende capaciteit beschikt om het vervoer te verzekeren;
3° indien de toegang tot het distributienet de goede uitvoering van een openbaredienstverplichting door de betrokken netbeheerder zou verhinderen;
4° indien de aanvrager niet voldoet aan de technische minimumeisen zoals bepaald in artikel 8, 1°.

Ingeval van een weigering stuurt de netbeheerder aan de verzoeker een grondig gemotiveerde verklaring. Tegen deze weigering kan in beroep gegaan worden bij de reguleringsinstantie.

Art. 12. § 1. De volgende categorieën van afnemers worden onmiddellijk als in aanmerking komende afnemer beschouwd:
1° de eindafnemers die meer dan 20 gigawattuur per jaar verbruiken op basis van het verbruik op de locatie en met inbegrip van zelfopwekking;
2° de eindafnemers die zelf elektriciteit produceren door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, wat de afname van elektriciteit betreft via het aansluitpunt van de installatie op het distributienet en voor maximaal het aantal kWh dat berekend wordt als het nominaal elektrisch vermogen van de warmtekrachtinstallatie in kW, vermenigvuldigd met een gebruiksduur van 3000 uur;
3° de eindafnemers die zelf groene stroom produceren en hiervoor groenestroomcertificaten ontvangen, wat de afname van elektriciteit betreft via het aansluitpunt van de installatie op het distributienet en voor maximaal het aantal kWh dat berekend wordt als het nominaal elektrisch vermogen van de productie-installatie in kW, vermenigvuldigd met een gebruiksduur van 3000 uur;
4° de eindafnemers van een hoeveelheid elektriciteit bij een leverancier die deze hoeveelheid elektriciteit betrekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en voorzover deze elektriciteit werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest of in de gebieden zoals bedoeld in artikel 6, van de federale Elektriciteitswet;
5° de eindafnemers van een hoeveelheid warmte bij een leverancier die deze hoeveelheid warmte betrekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten belope van maximaal 500 kWh elektriciteit per GJ van deze afgenomen hoeveelheid warmte en voorzover deze warmte werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest;
6° de eindafnemers van een hoeveelheid warmte van een stadsverwarmingsnet waarbij de warmte gerecupereerd wordt in een elektriciteitopwekkingsinstallatie ten belope van 500 kWh per afgenomen GJ van deze afgenomen hoeveelheid warmte en voorzover deze warmte werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest;
7° de houders van een leveringsvergunning voor de hoeveelheid elektriciteit, verbruikt door hun afnemers, die zijn aangewezen als in aanmerking komend, om deze afnemers te bevoorraden.

§ 2. De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen betreffende de voorwaarden, opgelegd in § 1.
(Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001)

§ 3. Rekening houdend met de evolutie van de openstelling van de elektriciteitsmarkt in de andere lidstaten van de Europese Unie en met het openstellingsritme zoals bepaald in de Europese Richtlijn 96/92/EG, bepaalt de Vlaamse regering, na advies van de reguleringsinstantie, welke andere categorieën van afnemers in aanmerking komen.
(Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001)

Art. 13. De Vlaamse regering kan, na advies van de reguleringsinstantie, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de minister machtigen om de toegang tot het distributienet te beperken of te verbieden voor de invoer van elektriciteit afkomstig van andere lidstaten van de Europese Unie en bestemd voor in het Vlaamse Gewest gevestigde in aanmerking komende afnemers, voor zover de afnemer, indien hij in de lidstaat van oorsprong zou zijn gevestigd, geen in aanmerking komende afnemer zou zijn krachtens de regelgeving van deze lidstaat.

Art. 14. De reguleringsinstantie legt de gedragscode voor toegang tot het net vast. De gedragscode bepaalt in ieder geval:
1° de procedures en nadere regels voor de aanvraag voor toegang tot het net;
2° de gegevens die de leveranciers aan de netbeheerder moeten verstrekken;
3° de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de persoonlijke en commerciële gegevens van de afnemers;
4° de termijnen waarbinnen de netbeheerder moet antwoorden op de aanvragen voor toegang tot het distributienet.

Art. 15. De netbeheerder voert alle taken die noodzakelijk zijn voor de distributie van groene stroom, met uitzondering van de aansluiting op het distributienet, kosteloos uit.

De Vlaamse regering kan de regeling in het eerste lid beperken.

Art. 16. De reguleringsinstantie legt de voorwaarden vast waaraan een warmtekrachtinstallatie moet voldoen om voor de toepassing van dit decreet als kwalitatieve warmtekrachtinstallatie te worden beschouwd.

HOOFDSTUK IV
LEVERINGSVERGUNNINGEN

Art. 17. § 1. Voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers is een leveringsvergunning vereist.

§ 2. De in § 1 bedoelde leveringsvergunning kan enkel worden afgeleverd voor:
1° de levering van elektriciteit via het distributienet;
2° de levering van groene stroom of elektriciteit opgewekt door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie door een producent die gebruik maakt van een directe lijn.

§ 3. De levering via een directe lijn vanuit een mobiele installatie voor de opwekking van elektriciteit is niet aan een leveringsvergunning onderworpen.

§ 4. Aan een netbeheerder kan enkel een leveringsvergunning worden verleend voor de verkoop van elektriciteit, overeenkomstig artikel 7, § 2, en voor de uitvoering van de verplichtingen, opgenomen in artikel 19, 1°.

§ 5. Voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers kunnen de intercommunales, bij beslissing van de algemene vergadering en in het kader van hun statutair doel, deelnemen in vennootschappen die energie en energiediensten aanbieden.

§ 6. De leveringsvergunningen worden door de reguleringsinstantie toegekend.

§ 7. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de reguleringsinstantie:
1° de criteria voor de toekenning, de wijziging en de intrekking van de leveringsvergunningen, die in ieder geval betrekking zullen hebben op:
a) de technische en financiële capaciteit van de aanvrager;
b) de professionele betrouwbaarheid van de aanvrager;
c) de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen;
d) de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 19, 2°;
e) de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aanvrager ten opzichte van de netbeheerders;
2° de procedure voor de toekenning van de leveringsvergunningen, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier en de vergoeding die hiervoor betaald moet worden, de termijnen waarbinnen de reguleringsinstantie moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen en de beroepsprocedure;
3° wat er met de leveringsvergunning gebeurt ingeval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder, en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de leveringsvergunning in deze gevallen.
(Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)

HOOFDSTUK V
TOELATINGEN

Art. 18. Voor de aanleg van een elektrische leiding, dienstig voor de uitbouw van een distributienet, en een directe lijn moet een toelating verkregen worden.

De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast. Deze moeten objectief en niet-discriminatoir zijn. De toelating voor de aanleg van een directe lijn kan afhankelijk worden gesteld van een weigering tot toegang tot het distributienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een distributienet onder redelijke economische en technische voorwaarden.

De Vlaamse regering stelt de rechten en verplichtingen in hoofde van de houders van een toelating voor het aanleggen van een elektrische leiding in de zin van het eerste lid van dit artikel vast.

HOOFDSTUK VI
OPENBAREDIENSTVERPLICHTINGEN

Art. 19. De Vlaamse regering kan, na advies van de reguleringsinstantie:
1° de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op:
a) investeringen in het distributienet;
b) aansluiting van de afnemers op het distributienet;
c) de ononderbroken levering van een minimale hoeveelheid elektriciteit ingeval van niet-betaling van de elektriciteitsfactuur en de verzekerde bevoorrading van de afnemers ingeval de houder van een leveringsvergunning zijn verplichtingen niet nakomt;
d) de veiligheid, continuïteit, regelmaat en kwaliteit van leveringen van elektriciteit;
e) maatregelen van sociale aard;
f) programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik;
g) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers;
h) informatie over en sensibilisering voor het elektriciteitsverbruik en de elektriciteitskosten van de eindafnemers;
i) investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom of groenestroomcertificaten;
2° de houders van een leveringsvergunning openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op:
a) maatregelen van sociale aard;
b) programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik;
c) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers;
d) informatie over en sensibilisering voor het elektriciteitsverbruik en de elektriciteitskosten van de eindafnemers;
e) investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom of groenestroomcertificaten.

[De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verlenen hun medewerking aan de netbeheerders en aan de houders van een leveringsvergunning voor de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in 1° en 2° van het eerste lid. De Vlaamse regering bepaalt de vorm waarin die medewerking zal bestaan. (ing. decr. 21 december 2001, art. 2, I: 30 januari 2002)]

Art. 20. § 1. Er wordt een Energiefonds opgericht onder beheer van de reguleringsinstantie. Dit Energiefonds betreft een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

§ 2. Aan dit Energiefonds worden volgende inkomsten toegewezen:
- opbrengsten uit heffingen die decretaal aan het Energiefonds worden toegewezen;
- middelen voor de financiering van openbaredienstverplichtingen van de energiesector toegewezen aan het Energiefonds uit hoofde van wettelijke of conventionele bepalingen;
- middelen voor de financiering van het sociale energiebeleid en het beleid inzake het rationeel energiegebruik van de Vlaamse regering toegewezen aan het Energiefonds uit hoofde van wettelijke of conventionele bepalingen.

§ 3. De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen bedoeld in artikel 19, de taken bedoeld in artikel 15, haar sociale energiebeleid en haar beleid inzake het rationeel energiegebruik.

HOOFDSTUK VII
BEVORDERING VAN MILIEUVRIENDELIJKE ELEKTRICITEITSOPWEKKING

Art. 21. [Een systeem van groenestroomcertificaten wordt ingevoerd. De Vlaamse regering bepaalt de datum met ingang waarvan het systeem werkzaam wordt. (verv. decr. 22 december 2000, art. 54, I: 1 januari 2001)]

Art. 22. Voor de groene stroom waarvan de producent aantoont dat deze in het Vlaamse Gewest [... (geschr. decr. 20 december 2002, art. 32, I: 1 januari 2003)] is geproduceerd, verleent de reguleringsinstantie op aanvraag van de producent een groenestroomcertificaat per schijf van 1000 kWh.

Art. 23. § 1. [Iedere leverancier die elektriciteit levert aan eindafnemers aangesloten op het distributienet of het transmissienet is verplicht jaarlijks voor 31 maart aan de reguleringsinstantie het aantal groenestroomcertificaten voor te leggen dat bepaald wordt met toepassing van § 2.

Voor de elektriciteit die door de houders van een leveringsvergunning via het distributienet wordt geleverd aan eindafnemers, gebeurt de eerste voorlegging van groenestroomcertificaten in het jaar 2003.

Voor de elektriciteit die door de leveranciers via het transmissienet wordt geleverd aan eindafnemers, gebeurt de eerste voorlegging van groenestroomcertificaten in het jaar 2004.

Voor de elektriciteit die door de netbeheerders via het distributienet wordt geleverd aan eindafnemers, gebeurt de eerste voorlegging van groenestroomcertificaten in het jaar 2003 en de laatste voorlegging in het jaar 2004. (verv. decr. 20 december 2002, art. 33, I: 1 januari 2003)]

§ 2. [Het aantal groenestroomcertificaten dat door een leverancier in een bepaald jaar n moet worden voorgelegd, wordt vastgesteld met de formule:

C = G x Ev

waarbij :
C gelijk is aan het aantal voor te leggen certificaten, uitgedrukt in MWh (1 000 kWh);
G gelijk is aan :
1° 0,008 op 31 maart 2003;
2° 0,012 op 31 maart 2004;
3° 0,020 op 31 maart 2005;
4° 0,025 op 31 maart 2006;
5° 0,030 op 31 maart 2007;
6° 0,0375 op 31 maart 2008;
7° 0,0450 op 31 maart 2009;
8° 0,0525 op 31 maart 2010;
9° 0,0600 op 31 maart 2011;
Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh, die door de leverancier werd geleverd aan zijn eindafnemers in het jaar n-1.

In afwijking van het vorig lid is Ev, voor de vaststelling van het aantal groenestroomcertificaten die door een netbeheerder moeten worden voorgelegd in het jaar 2004, gelijk aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh, die door de netbeheerder werd geleverd aan zijn eindafnemers in de periode van 1 januari 2003 tot 1 juli 2003. (verv. decr. 20 december 2002, art. 33, I: 1 januari 2003)]

[§ 2bis. Groenestroomcertificaten kunnen enkel worden voorgelegd aan de VREG in het kader van de verplichting, bedoeld in § 1, in het jaar waarin ze werden toegekend en de vijf daaropvolgende jaren.

In afwijking van het vorig lid, kunnen groenestroomcertificaten die in het jaar 2002 en het jaar 2003 werden toegekend, enkel worden voorgelegd in het jaar waarin ze werden toegekend en in de periode van 1 januari tot 31 maart van het volgend jaar. Indien deze groenestroomcertificaten op 31 maart 2003 of 31 maart 2004 eigendom zijn van een leverancier die reeds alle certificaten heeft ingeleverd die hij diende in te leveren voor deze datum overeenkomstig de verplichting, bedoeld in § 1, kunnen deze certificaten worden voorgelegd tot vijf jaar na de toekenning ervan, op voorwaarde dat ze door dezelfde leverancier worden voorgelegd. (ing. decr. 20 december 2002, art. 33, I: 1 januari 2003)]

§ 3. Indien de reguleringsinstantie vaststelt dat de som van alle voor te leggen certificaten C in het jaar n, kleiner is dan het aantal groenestroomcertificaten, toegekend in het jaar n-1, verminderd met het aantal groenestroomcertificaten dat eventueel in het kader van verplichtingen, opgelegd door andere overheden voorgelegd moet worden in het jaar n, wordt G, onverminderd § 2, verhoogd zodat de som van alle voor te leggen certificaten C in het jaar n steeds minstens gelijk is aan het aantal groenestroomcertificaten, toegekend in het jaar n-1, verminderd met het aantal groenestroomcertificaten dat eventueel in het kader van verplichtingen, opgelegd door andere overheden voorgelegd moet worden in het jaar n.

§ 4. In het jaar [2003 (verv. decr. 5 juli 2002, art. 49, I: 1 juli 2002)] zal de Vlaamse regering in overleg met de reguleringsinstantie, de beoogde doelstelling evalueren. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om, na advies van de reguleringsinstantie, de groeifactor voor de periode 2004-2010 te verhogen en nieuwe doelstellingen op te stellen voor de periode na 2010.

Art. 24. De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels en procedures vast voor het toekennen van groenestroomcertificaten, vermeld in artikel 22, en bepaalt welke certificaten in aanmerking komen voor het voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 23.

[De Vlaamse regering bepaalt onder welke omstandigheden het voorleggen van het aantal groenestroomcertificaten, bedoeld in artikel 23, § 2, geheel of gedeeltelijk kan worden vervangen door het voorleggen van een aantal groenewarmtecertificaten, als bedoeld in artikel 3, 23°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt. (ing. decr. 6 juli 2001, art. 23, I: 28 oktober 2002)]

Art. 25. Onverminderd artikel 23, §§ 1 en 2, wordt de Vlaamse regering gemachtigd om, na advies van de reguleringsinstantie, rekening houdende met het bestaan van gelijke of gelijkwaardige garanties inzake de aflevering van dergelijke certificaten, certificaten te aanvaarden voor groene stroom die niet is geproduceerd in het Vlaamse Gewest. [... (geschr. decr. 20 december 2002, art. 34, I: 1 januari 2003)]

HOOFDSTUK VIII
FONDS HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN

Art. 26. § 1. Er wordt een Fonds Hernieuwbare Energiebronnen opgericht. Dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscompabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991 en heeft tot doel het gebruik van hernieuwbare energie te bevorderen.

§ 2. Aan het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen worden rechtstreeks de inkomsten toegewezen die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 37, § 2, en de aan dit fonds door het Vlaamse Gewest toegewezen opbrengsten uit concessies voor energieprojecten die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, zoals gespecificeerd in de desbetreffende concessieovereenkomsten.

§ 3. De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen voor al wat kan dienen in het raam van het beleid inzake de hernieuwbare energiebronnen.

HOOFDSTUK IX
REGULERINGSINSTANTIE
AFDELING 1
OPRICHTING

Art. 27. § 1. Er wordt een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid opgericht. Deze instelling draagt als naam [Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. (verv. decr. 6 juli 2001, art. 25, I: 28 oktober 2002)]

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de vestigingsplaats van de zetel.

AFDELING 2
DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Art. 28. De reguleringsinstantie ontwikkelt passende en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie voor de Vlaamse elektriciteitsmarkt.

De reguleringsinstantie heeft een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende decreten en reglementen en een regulerende en raadgevende taak ten behoeve van de Vlaamse regering inzake de organisatie en de werking van de Vlaamse elektriciteitsmarkt.

Daarvoor zal de reguleringsinstantie:
1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen, bepaald door dit decreet of door de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of de Vlaamse regering studies uitvoeren in verband met de Vlaamse elektriciteitsmarkt;
3° de netbeheerders aanwijzen en de controle uitoefenen op de conformiteit van de netbeheerders met de criteria zoals ze zijn opgesteld volgens de bepalingen van artikel 4;
4° leveringsvergunningen afleveren en de controle uitoefenen op de conformiteit van houders van een leveringsvergunning met de criteria zoals opgesteld volgens de bepalingen van artikel 17, § 7, 1°;
5° een technisch reglement opstellen voor het beheer van het distributienet, de toegang ertoe en de vereisten voor het aanleggen van directe lijnen en controle uitoefenen op de toepassing ervan;
6° een gedragscode voor de toegang tot het net opstellen;
7° controle uitoefenen op de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 19;
8° het fonds, bedoeld in artikel 20, beheren;
9° geschillen beslechten die betrekking hebben op de toegang tot het distributienet, met uitzondering evenwel van de geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen;
10° alle andere taken uitvoeren die haar door decreten, besluiten, reglementen en beslissingen van de Vlaamse regering betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt worden toevertrouwd.

Art. 29. § 1. De reguleringsinstantie richt een bemiddelings- en arbitragedienst in voor geschillen betreffende de toegang tot het distributienet, de toepassing van het technisch reglement en de gedragscode. De reguleringsinstantie neemt het secretariaat van deze dienst waar. De reguleringsinstantie stelt voor deze dienst een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. De Vlaamse regering stelt een lijst op van deskundigen die als bemiddelaars of als arbiters kunnen optreden. De leden van het dagelijks bestuur en de personeelsleden van de reguleringsinstantie kunnen niet als arbiters worden aangewezen. De Vlaamse regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hen worden toegekend. Deze vergoedingen vallen ten laste van de begroting van de reguleringsinstantie.

§ 2. Binnen de reguleringsinstantie wordt een autonoom orgaan opgericht, `Beroepskamer' genoemd, dat op verzoek van één van de partijen, beslist over geschillen tussen een netbeheerder en de netgebruikers die betrekking hebben op de toegang tot het distributienet, met uitzondering evenwel van de geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen.

§ 3. De Beroepskamer bestaat uit een voorzitter, twee andere leden en drie plaatsvervangers die worden aangesteld door de Vlaamse regering voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. In afwijking van het voorgaande worden bij de oprichting van de Beroepskamer één lid en één plaatsvervanger benoemd voor een aanvankelijke termijn van twee jaar en één lid en één plaatsvervanger voor een aanvankelijke termijn van vier jaar.

De leden en de plaatsvervangers mogen niet onder de leden van het dagelijks bestuur of de personeelsleden van de reguleringsinstantie of de leden van de bemiddelings- en arbitragedienst worden gekozen. De Vlaamse regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hen worden toegekend. Deze vergoedingen vallen ten laste van de begroting van de reguleringsinstantie.

§ 4. De Beroepskamer beslist met een gemotiveerde administratieve beslissing over de aangelegenheden die bij haar aanhangig worden gemaakt, na de betrokken partijen te hebben gehoord. Zij kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, indien nodig, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Zij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen.

§ 5. De Vlaamse regering bepaalt de procedureregels die van toepassing zijn voor de Beroepskamer.

Art. 30. De reguleringsinstantie kan een producent, een netbeheerder of de houder van een leveringsvergunning de gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitvoering van haar taken.

Diegene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door de reguleringsinstantie gestelde termijn alle medewerking te verlenen.

Gegevens of inlichtingen van een producent, een netbeheerder of een houder van een leveringsvergunning, die in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van dit decreet zijn verkregen, mogen uitsluitend voor de toepassing van dit decreet worden gebruikt.

AFDELING 3
BESTUUR EN WERKING

Art. 31. § 1. De reguleringsinstantie wordt geleid door een dagelijks bestuur bestaande uit een voorzitter en [vijf (verv. decr. 6 juli 2001, art. 27, I: 28 oktober 2002)] beheerders. Zij worden aangesteld door de Vlaamse regering.

§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels van de aanwerving en de aanstelling van de leden van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie, inclusief de duur van het mandaat.

De leden van het dagelijks bestuur mogen geen andere functies vervullen die de onafhankelijkheid en de objectiviteit waarmee ze hun mandaat uitoefenen, kunnen belemmeren. De Vlaamse regering bepaalt de onverenigbaarheden met het mandaat van voorzitter of beheerder en de regels die van toepassing zijn op belangenconflicten.
(Zie B.V.R. 27 april 2001, B.S., 24 mei 2001)

§ 3. De voorzitter zit de vergaderingen van het dagelijks bestuur voor en heeft een doorslaggevende stem bij staking van stemmen.

§ 4. De voorzitter vertegenwoordigt de reguleringsinstantie in rechte.

Art. 32. § 1. De Vlaamse regering bepaalt het administratief en geldelijk statuut van het personeel en stelt de personeelsformatie van de reguleringsinstantie vast.

§ 2. Het dagelijks bestuur kan eveneens personen op contractuele basis aanwerven om:
1° in uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voorzien. Het betreft ofwel in de tijd beperkte acties ofwel een buitengewone toename van het werk;
2° de ambtenaren te vervangen die hun betrekking niet of slechts deeltijds bekleden, onverminderd de mogelijkheid om een statutair personeelslid door een ander statutair personeelslid te vervangen;
3° bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen na voorafgaand akkoord van de Vlaamse regering.

Art. 33. De leden van het dagelijks bestuur en de personeelsleden van de reguleringsinstantie zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hen ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de reguleringsinstantie aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd de uitwisseling van informatie met de bevoegde instanties van de andere gewesten en lidstaten van de Europese Unie, die uitdrukkelijk bepaald of toegestaan zijn door verordeningen of richtlijnen, vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie, alsmede de commissie en het controlecomité zoals bedoeld in artikel 1, van de federale Elektriciteitswet.

Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen, bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek.

AFDELING 4
FINANCIËLE MIDDELEN

Art. 34. De reguleringsinstantie beschikt over een dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

AFDELING 5
TOEZICHT

Art. 35. § 1. De reguleringsinstantie staat onder toezicht van de Vlaamse regering. Het toezicht wordt uitgeoefend door een regeringscommissaris die wordt benoemd en ontslagen door de Vlaamse regering. Het Vlaamse Gewest draagt de kosten, verbonden aan de uitoefening van zijn ambt.

§ 2. De regeringscommissaris kan op elk ogenblik inzage nemen van alle documenten en geschriften van de reguleringsinstantie. Hij kan van de voorzitter, de beheerders en de personeelsleden alle inlichtingen en ophelderingen vorderen, en alle verificaties verrichten, die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. De regeringscommissaris kan binnen een termijn van vier werkdagen beroep aantekenen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met het decreet, de uitvoeringsbesluiten van dit decreet of het algemeen belang. De termijn van vier dagen gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voorzover hij daarop regelmatig uitgenodigd werd, en in het tegenovergestelde geval, de dag waarop de regeringscommissaris van de beslissing kennis heeft gekregen De regeringscommissaris brengt zonder verwijl de voorzitter van de reguleringsinstantie op de hoogte van het beroep. Het beroep heeft schorsende werking. Heeft de Vlaamse regering binnen een termijn van twintig werkdagen, ingaande op hetzelfde tijdstip, de beslissing niet vernietigd, dan wordt deze definitief. Deze bevoegdheid tot vernietiging kan door de Vlaamse regering worden overgedragen aan de minister.

§ 3. Ieder jaar stelt de regeringscommissaris een evaluatieverslag op ten behoeve van de Vlaamse regering over de activiteiten van de reguleringsinstantie. Dit evaluatieverslag wordt vóór 31 juli bezorgd aan de minister.

§ 4. De reguleringsinstantie bepaalt wanneer en hoe het advies van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen en van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen wordt gevraagd en de wijze waarop de elektriciteitssector wordt geconsulteerd.

§ 5. De reguleringsinstantie brengt jaarlijks vóór 30 mei verslag uit aan de Vlaamse regering over haar werkzaamheden. Dit verslag wordt jaarlijks, samen met een evaluatieverslag van de regeringscommissaris, de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Vlaamse regering, vóór 30 september aan het Vlaams Parlement meegedeeld.

HOOFDSTUK X
SANCTIES

Art. 36. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van [een tot vijfhonderd euro (verv. decr. 6 juli 2001, art. 56, I: 1 januari 2002)] of met één van deze straffen alleen:
1° zij die de krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de reguleringsinstantie of van de Vlaamse regering hinderen, weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mede te delen krachtens dit decreet, of bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;
2° zij die de bepalingen van artikel 17, § 1 en artikel 18, eerste lid overtreden; (Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)
3° de bepalingen van de artikelen 523 en 525 van het strafwetboek zijn onderscheidelijk van toepassing op de feiten van gehele of gedeeltelijke vernieling van machines of inrichtingen voor de productie, het vervoer, de levering en de benuttiging van elektrische energie en op feiten van verhindering of van de opzettelijke aanslag op het vervoer en de distributie van elektrische energie op de toegelaten lijnen en netten. Zij die bij gebrek aan voorzorg, zonder opzet, machines of inrichtingen voor de productie, het vervoer, de levering en de benuttiging van elektrische energie vernielen of beschadigen of die het vervoer daarvan op de toegelaten lijnen en netten verhinderen of stremmen, worden gestraft met de bij artikel 563 van het strafwetboek bepaalde straffen.

Art. 37. § 1. Onverminderd de andere door dit decreet of in een uitvoeringsbesluit ervan bepaalde maatregelen, kan de reguleringsinstantie elke in het Vlaamse Gewest gevestigde natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de door haar bepaalde termijn. Indien deze natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft, kan de reguleringsinstantie, op voorwaarde dat deze natuurlijke of rechtspersoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen.

Deze administratieve geldboete mag, per kalenderdag, niet lager zijn dan [duizend tweehonderd vijftig euro (verv. decr. 6 juli 2001, art. 57, I: 1 januari 2002)], noch hoger zijn dan [honderdduizend euro, (verv. decr. 6 juli 2001, art. 57, I: 1 januari 2002)] noch, in totaal, hoger zijn dan [twee miljoen euro (verv. decr. 6 juli 2001, art. 57, I: 1 januari 2002)] of 3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Vlaamse elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar, indien dit laatste bedrag hoger is.

Strafvervolging in de zin van artikel 36 sluit administratieve geldboete uit, voor wat betreft de vervolgde feiten, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid.

§ 2. [Onverminderd § 1, bedraagt het bedrag van de administratieve geldboete voor een overtreding van artikel 23, § 1, 75 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2003 en 100 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2004. Vanaf 31 maart 2005 wordt de boete bepaald op 125 euro per ontbrekend certificaat. (verv. decr. 5 juli 2002, art. 50, I: 1 juli 2002)]

2bis. Onverminderd § 1, bedraagt het tarief van de administratieve geldboete voor een overtreding van de besparingsdoelstelling, opgelegd op basis van artikel 19, 1°, f, of 2°, b, tien cent per kilowattuur te weinig bespaarde primaire energie ten opzicht van de opgelegde besparingsdoelstellingen. (ing. decr. 5 juli 2002, art. 51, I: 1 juli 2002)]

§ 3. De reguleringsinstantie legt de administratieve geldboeten zoals bepaald in § 1 en § 2, vast en geeft de betrokken persoon hiervan kennis per aangetekende brief.

Deze met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete.

§ 4. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek)

Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van § 1 bij de rechtbank van eerste aanleg werkt schorsend.

§ 5. Indien de betrokken persoon of rechtspersoon het oneens is met de sanctie, opgelegd volgens § 2, kan hij, binnen 10 dagen na de kennisgeving, bedoeld in § 3, de reguleringsinstantie van zijn tegenargumenten in kennis stellen door middel van een aangetekende brief. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing definitief.

De reguleringsinstantie kan zijn beslissing echter herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen indien deze tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dit geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden.

§ 6. Na de kennisgeving, bedoeld in § 3, moet de administratieve geldboete binnen dertig dagen betaald worden.

De reguleringsinstantie kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

Indien de betrokken persoon in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

§ 7. [De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 1, wordt gestort in de Vlaamse middelenbegroting, met uitzondering van de opbrengst van de administratieve geldboeten opgelegd bij niet-naleving van de openbare dienstverplichtingen, opgelegd ter uitvoering van artikel 19, die in het Energiefonds wordt gestort.

De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 2, komt ten gunste van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen, bedoeld in artikel 26. (verv. decr. 21 december 2001, art. 52, I: 1 januari 2002)]

HOOFDSTUK XI
[HEFFING OP DE EXPLOITATIE VAN EEN DISTRIBUTIENET VOOR ELEKTRICITEIT IN HET VLAAMSE GEWEST
(verv. decr. 22 december 2000, art. 68)]
[AFDELING 1
GRONDSLAG, HEFFINGSPLICHTIGE EN TARIEF
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]


Art. 38. [Vanaf een door de Vlaamse regering te bepalen datum wordt er een heffing ingesteld op de exploitatie van een distributienet voor elektriciteit.

De heffing wordt berekend op een hoeveelheid elektrische stroom uitgedrukt in gigawattuur (GWh), die gelijk is aan de hoeveelheid stroom die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het distributienet verminderd met, enerzijds, de hoeveelheid groene stroom die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het distributienet, en anderzijds, de hoeveelheid stroom die jaarlijks vanuit het distributienet op een ander distributienet wordt geïnjecteerd. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

Art. 39. [De heffing is verschuldigd door de netbeheerders, met inbegrip van de netbeheerders onderworpen aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales.

Zolang er voor een bepaald distributienet geen netbeheerder is aangewezen overeenkomstig artikel 5, is deze heffing verschuldigd door de exploitant van het distributienet op dat ogenblik, met inbegrip van de exploitant die onderworpen is aan de wet van 22 december 1986. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

Art. 40. [Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald:
Hoeveelheid elektronische Heffing uitgedrukt
stroom, uitgedrukt in GWH in euro
zoals berekend in artikel 38
0 EUR 100 1 860
100 EUR 250 6 195
250 EUR 500 14 875
500 EUR 1 000 29 745
1 000 EUR 2 000 59 495
2 000 EUR 3 000 99 155
3 000 EUR 4 000 138 820
4 000 EUR 5 000 174 485
5 000 EUR 7 500 247 895
7 500 EUR 10 000 347 050
10 000 EUR 15 000 495 785
15 000 EUR 20 000 694 100
20 000 EUR 25 000 892 415
25 000 EUR 30 000 1 090 730
30 000 EUR 35 000 1 289 045
35 000 EUR 40 000 1 487 360
40 000 EUR 45 000 1 685 675
45 000 EUR 50 000 1 883 990
< 50 000 2 231 040
(verv. decr. 6 juli 2001, art. 59, I: 28 oktober 2002)]

Art. 41. [De heffing wordt van rechtswege jaarlijks geïndexeerd door het tarief bepaald in artikel 40 te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2000. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[AFDELING 2
VESTIGING VAN DE AANSLAG
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]


Art. 42. [De heffingsplichtige doet jaarlijks vóór 30 maart van het jaar volgend op het heffingsjaar, aangifte van de hoeveelheid elektrische stroom vastgesteld overeenkomstig artikel 38. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels betreffende de aangifteplicht. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 43. Vóór 15 oktober van het jaar volgend op het heffingsjaar wordt de heffing ingekohierd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse regering.

De kohieren bevatten op straffe van nietigheid:
1° de naam van de heffingsplichtige;
2° de verwijzing naar dit decreet;
3° het heffingsjaar;
4° het bedrag van de verschuldigde heffing;
5° de datum van uitvoerbaarverklaring;
6° de handtekening van de ambtenaar belast met het uitvoerbaar verklaren van het kohier.

In uitvoering van dit kohier worden aan de heffingsplichtigen de aanslagbiljetten verstuurd. Deze aanslagbiljetten bevatten de gegevens 1° tot 5° bepaald in het vorig lid, de datum van verzending, de betalingstermijn en de termijn waarbinnen het administratief beroep kan worden ingediend. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 44. In afwijking van artikel 43, kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het heffingsjaar in de gevallen waarin de heffingsplichtige nagelaten heeft tijdig een geldige aangifte in te dienen of wanneer de verschuldigde heffing hoger ligt dan de heffing die werd gesteund op de gegevens van het aangifteformulier.

Er kunnen meerdere heffingen betreffende een zelfde heffingsjaar en lastens dezelfde heffingsplichtige worden gevestigd. Deze heffingen worden opgenomen in aanvullende kohieren. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 45. Wanneer een aanslag nietig verklaard is, omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van de regels inzake de verjaring zoals bepaald in artikel 53, kan een nieuwe aanslag worden gevestigd ten laste van dezelfde heffingsplichtige en op grond van dezelfde heffingselementen, zelfs indien de termijnen bepaald in artikel 43 en 44 van dit decreet zijn verstreken. Deze aanslag moet worden gevestigd binnen drie maanden vanaf de datum van de uitspraak in het kader van het administratief beroep of binnen zes maanden vanaf de datum van een rechterlijke beslissing welke in kracht van gewijsde is gegaan. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 46. De heffingsplichtige dient de heffing te betalen binnen zestig kalenderdagen na verzending van het aanslagbiljet. Na verloop van deze periode is hij nalatigheidsintresten verschuldigd, conform de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting.

Ook inzake de moratoriumintresten zijn de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting van toepassing. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[AFDELING 3
CONTROLE
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]

[Art. 47. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van deze heffing. Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige alsmede elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht deze inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van deze ambtenaren.

Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtige en bij derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige, alsmede elke derde die over de gevraagde boeken, stukken of registers beschikt, is verplicht deze voor te leggen op ieder verzoek van deze ambtenaren. De ambtenaren kunnen deze boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of deze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

Deze ambtenaren hebben toegang, na voorlegging van hun legitimatiebewijs en mits een voorafgaande rechterlijke machtiging van de politierechtbank, tot de bedrijfslokalen van de heffingsplichtige ten einde vaststellingen te kunnen doen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige.

Elke inlichting, stuk, proces-verbaal, of akte ontdekt of bekomen door deze ambtenaren in de uitoefening van hun functie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een bestuursdienst van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en de rechtbanken, de administraties van de Gemeenschappen en Gewesten, de provincies en de gemeenten alsmede de organismen en de instellingen van openbaar nut, kan door het Vlaamse Gewest worden aangewend teneinde de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige vast te stellen. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[AFDELING 4
ADMINISTRATIEF BEROEP
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]

[Art. 48. Binnen een termijn van 60 dagen na de verzending van het aanslagbiljet kan de heffingsplichtige beroep aantekenen bij de Vlaamse regering. Dit beroep vermeldt op straffe van nietigheid de naam van de heffingsplichtige, het kohiernummer, het aanslagjaar en de motieven van het beroep.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere modaliteiten van dit administratief beroep.

De regels van het Wetboek van Inkomstenbelasting gelden voor wat de eisbaarheid van de aanslagen betreft waartegen beroep is ingesteld. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[AFDELING 5
AMBTSHALVE HEFFING, ADMINISTRATIEVE GELDBOETE EN DWANGBEVEL
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]

[Art. 49. Indien de heffingsplichtige nalaat de aangifte te doen bepaald in artikel 42, kan de Vlaamse regering de heffingsplichtige in gebreke stellen door middel van een aangetekende brief of een deurwaardersexploot.

Indien de heffingsplichtige nalaat om binnen een periode van 60 kalenderdagen na verzending van de ingebrekestelling aangifte te doen, kan de Vlaamse regering een ambthalve aanslag vestigen. Deze aanslag kan worden gebaseerd op de hoeveelheid elektrische stroom, vastgesteld overeenkomstig artikel 38, van het vorige heffingsjaar. De aanslag kan ook worden gebaseerd op tekenen en indiciën. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 50. Van zodra de nalatigheidsintresten verschuldigd zijn, wordt een administratieve geldboete opgelegd gelijk aan het ontdoken bedrag, op voorwaarde dat de heffingsplichtige werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen.

Tegen deze geldboeten kan binnen dertig dagen door middel van een aangetekende brief beroep worden ingediend bij de directeur-generaal van de administratie bevoegd voor de inning. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 51. Bij gebrek aan voldoening van de heffing, de intresten en de administratieve geldboete, kan een dwangbevel worden uitgevaardigd door de daartoe door de Vlaamse regering belaste ambtenaar.

Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Vlaamse regering.

De betekening ervan gebeurt door deurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende het bewarend beslag en de middelen van tenuitvoerlegging van toepassing.

Tot zekerheid van betaling van de heffing heeft het Vlaamse Gewest eenzelfde algemeen voorrecht als bedoeld bij het WIB. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[Art. 52. Verzet tegen het dwangbevel schort de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op.

In geval van verzet, kan tot op het moment van de uitspraak over het verzet bij beschikking, vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, een vordering worden ingeleid teneinde de heffingsplichtigen te horen veroordelen tot betaling van een provisioneel bedrag op het bij dwangbevel gevorderde bedrag. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[AFDELING 6
VERJARING
(ing. decr. 22 december 2000, art. 68)]

[Art. 53. De vordering tot betaling van de heffing, van de intresten en de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop zij is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]

[HOOFDSTUK XII
SLOTBEPALINGEN
(ing. decr. 22 december 2000, art. 69)]

[Art. 54. Zolang artikel 27 niet in werking is getreden, wordt de Vlaamse regering gemachtigd over te gaan tot de uitvoering van de artikels waarvoor de reguleringsinstantie krachtens dit decreet tot uitvoering gehouden is of advies moet verstrekken. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)]

[Art. 55. Elk ontwerp van uitvoeringsbesluit van dit decreet wordt door de Vlaamse regering voor advies aan de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen en aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen voorgelegd. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)]

[Art. 56. Wat de gewestelijke bevoegdheden betreft, wordt de wet van 10 maart 1925 houdende de elektriciteitsvoorziening in het Vlaamse Gewest opgeheven. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)]

[Art. 57. Dit decreet wordt aangehaald als 'Elektriciteitsdecreet'. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)]

[Art. 58. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop de verschillende bepalingen van dit decreet in werking treden. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)]
(De artikelen 27, § 2, 34 en 54 treden in werking op 3 juni 2001 - zie B.V.R. 27 april 2001, B.S., 24 mei 2001)
(Artikel 12, §§ 2 en 3 treedt in werking op 27 augustus 2001 - zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001)
(1° op 21 augustus 2001: de artikelen 3, 6, 7, § 1 en § 2, 8 tot en met 11, 12, § 1, 1° en 7°, 13, 14, 16, 18, tweede en derde lid, 19, 20, 24, 25, 26, 31, § 1, 32, § 1, 36, 1° en 3°, 37, § 1, § 3, § 4, § 6 en § 7, 38 tot en met 53, 55 en 57;
2° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 16 of na uitvoering van artikel 16 door de reguleringsinstantie: artikel 12, § 1, 2°, 4° en 5°, wat betreft de levering van elektriciteit aan een eindafnemer van een hoeveelheid elektriciteit of warmte bij een leverancier van elektriciteit of warmte die deze hoeveelheid elektriciteit of warmte betrekt uit een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie en artikel 12, § 1, 6°;

3° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 18, tweede en derde lid : de artikelen 18, eerste lid, en 36, 2°, wat de inbreuken op artikel 18, eerste lid, betreft;
4° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 24: de artikelen 12, § 1, 3°, 4° en 5°, wat betreft de levering van elektriciteit aan een eindafnemer van een hoeveelheid elektriciteit of warmte bij een leverancier van elektriciteit of warmte die deze hoeveelheid elektriciteit of warmte betrekt uit hernieuwbare energiebronnen, 21 tot en met 23 en 37, §§ 2 en 5;
5° op de datum waarop het mandaat van de voorzitter van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie aanvangt: de artikelen 27, § 1, 28 tot en met 30, 31, § 3 en § 4, 32, § 2 en 33;
6° op de datum waarop het mandaat van de regeringscommissaris aanvangt: artikel 35, §§º 1 tot en met 3;
7° op 1 januari 2002: artikel 35, §§ 4 en 5;
8° op de datum waarop alle artikelen van het Elektriciteitsdecreet in werking zijn getreden: artikel 56. Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 11 augustus 2001)
(Artikel 17 en 36, 2°, wat de inbreuken op artikel 17, § 1 betreft treden in werking op 15 september 2001 - zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)
(Artikel 4 en 5 treden in werking op 15 september 2001 - zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)
(Artikel 12, § 1, 3°, en artikel 15 treden in werking op 1 januari 2002 - zie B.V.R. 28 september 2001)

 

energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk energieleverancier energieleveranciers elektriciteitsleverancier elektriciteitsleveranciers elektriciteit gas prijsvergelijk

© 1993-2017 Moeder de Gans - Leest u a.u.b. onze Disclaimer, on line veiligheid en Privacy beleid